Dolfje en vrienden

Hallo, ik ben Dolfje Spaan. Ik woon bij mijn vriendje Timmie Vriends en zijn ouders, die mij in hun huis opgenomen hebben. Eigenlijk ben ik een heel gewone jongen. Maar drie nachten per maand, bij volle maan, verander ik in een weerwolf, een witte weerwolf met een brilletje op. Eerst werd ik er verdrietig van. Ik wilde zelfs weglopen van huis. Maar Timmies ouders vonden het helemaal niet erg dat ik een weerwolfje ben. Gelukkig maar, want nu kan ik gewoon thuis blijven wonen. Met volle maan beleef ik de spannendste avonturen. Samen met Noura, Timmie, Opa, Leo… Ach, lees zelf maar wie mijn vrienden zijn:

Noura

‘Dolfje zit bij mij in de klas.
Eerst viel hij niet zo op.
Maar dat hij tijdens gym supersnel in de touwen vloog, vond ik zo stoer!
Ik ben heel blij dat hij me per ongeluk heeft gebeten.
Het is heerlijk om een weerwolfje te zijn!

Timmie

‘Dolfje is mijn beste vriend.
Sinds zijn derde jaar woont hij bij ons.
Toen Dolfje wilde weglopen, heb ik zijn geheim aan mijn ouders verteld.
Papa had gezegd dat hij wel een bijzonder dier wilde hebben.
Een weerwolf leek hem helemaal apart.
Nou, dat kwam goed uit!


Neef Leo

‘Leo ist blij met zijn eigenste kleine neefwolfje.
Maar Leo hadst Dolfjewolfje bijna opgevroten.
Opa weerwolf boos.
Leo schaamdste zich.
Nu helpst Leo neefwolfje.
Als Leo niet zelf in een net komtst.’

Opa Weerwolf

‘Een jonge weerwolf als Dolfje moet nog veel leren.
Als weerwolf komt hij vaak in de problemen.
Hij valt in het water of zit gevangen in een weerwolvenklem.
Het is maar goed dat zijn vriendje Timmie op hem let.’


Pa

‘Was ik Dolfje maar.
Een weerwolf zijn, lijkt me geweldig.
Lekker anders.
Dan kun je rondrennen in het bos, op muren klimmen en huilen naar de volle maan.
Maar Dolfje wil me niet bijten.
Jammer, jammer, jammer!’

Ma

‘Voor mij was Dolfje altijd al een bijzonder kind.
Ook toen hij nog geen weerwolf was.
Ik zou hem niet willen missen.
Nu moet ik alleen een rauw biefstukje klaarleggen als het volle maan is, zodat hij geen kippen vangt.
Verder blijft hij gewoon mijn Dolfje.’


Valentijn

‘Dolfje heeft altijd geluk.
Hij heeft familie en vrienden en Noura, het leukste vriendinnetje dat er is.
Wat zou ik graag in haar hals bijten.
Dan werd ze ook een vampier, net als ik.
Maar Noura is al een weerwolf.
Ik heb dus altijd pech.
Een vampier heeft geen vrienden.
Nou, ik ben weer weg.
Kijken of ik iemand kan bijten.
Doei!’

Mevrouw Krijtjes

‘Naast mij woont een raar jongetje.
Ik vond hem al eens in mijn kippenhok.
Met veren naast z’n mond.
Volgens mij is hij een weerwolf…
Ik heb een hekel aan weerwolven!
We moeten hem vangen.
En naar het Opvangcentrum voor Zeldzame Dieren en Mensen brengen!’